19 december
Rotary Club Hillegom Lisse
http://www.rotary.nl/hillegomlisse
Verslag bijeenkomst d.d. 19 december 2013
Borrel: Johan Ram omdat het bijna Kerst is en 2013 bijna voorbij is.
Attendance: Er zijn 29 leden aanwezig (63%)
Mieke Boxhoorn:
· Laat weten of je op de nieuwjaarsreceptie komt.
· Het gaat redelijk met Peter Kinkel
Koos Janson: Ik had het genoegen bij Mien Terwijn te zijn. Ze heet het naar haar zin, is erg gezellig en komt morgen naar Berkhout.
De voordracht van Valentijn Rippens wordt door Arina toegelicht.
Ton van Breugel: er is op derde kerstdag een uitluidbijeenkomst vanaf 12.30 in Next One. Dit omdat het vorig jaar zo gezellig was. Laat me voor de kerst weten of je komt want er moeten extra inkopen worden gedaan.
Tom Wesseling (mede namens Albert Hurtak en Koos Janson) : voor 2014 is onze doelstelling 5 nieuwe leden aan te trekken. Dit denken we te kunnen bereiken door doelgericht naar classificaties te zoeken. Ook zullen we jullie persoonlijk benaderen, je hoort van ons.
De volledige informatie komt op de website.
Annette Bosma hield hierna onderstaand Kerstverhaal.
Lied van de hoop, een kerstverhaal
Er was eens een herder, herders zijn van alle tijden, die al vele kerstnachten telde. Dat kon je niet aan hem horen, want hij was jong van hart en kritisch van geest. Hij wist niet hoeveel kerstnachten hem nog restten. Om zich heen zag hij wel dat mensen een dag ingingen maar de avond niet meer beleefden, of dat ze ’s nachts gingen slapen, maar ’s morgens niet meer opstonden. Dat hield hem niet echt bezig, want hij was nog met zoveel zaken in de weer.
Al vele malen had hij gezongen van die ‘Stille nacht, heilige nacht…’. Ieder jaar maar weer. Het kon blijkbaar geen Kerst worden zonder dat oude lied. Hij zong het ieder jaar mee, maar het was nooit van harte. Het lied was hem te zoek, zoeter dan marsepein. Het was hem meer schijnheilig dan heilig. Iedereen nam het maar in de mond, of het nu de paus was of Adolf Hitler. Of je nu monnik was of je kind verkrachtte.
De herder was zich op zijn leeftijd maar al te goed bewust van die andere nachten: die Kristallnacht waarmee de jacht op joden werd ingeluid, de nachten waarin ontelbaren werden afgevoerd naar kampen. Nog niet zo lang geleden: de nacht van Srebrenica met de moord op zo veel moslimannen en – jongens, de nachten in Irak, Afghanistan, Syrië.
Hij wist maar al te zeer hoe ook die heilige nacht vooral een duistere kon zijn: een nacht van eenzaamheid en verdriet. Een nacht van godverlatenheid, waarin sommigen naar de fles grepen en anderen de hand aan zichzelf sloegen. Voor hen was er geen licht, geen menselijk gezicht dat hen aankeek. Voor hen was er niet iemand, maar niemand.
Hij was zich ook dit jaar maar al te zeer bewust van de aanhoudende oorlogstaal, het onophoudelijk geweld, de onveiligheid in vele buurten: zo weinig vrede in de wereld.
De herder kon al deze gedachten en verhalen niet uit zijn hoofd en hart bannen, als hij weer het lied hoorde: ‘Stille nacht, heilige nacht….’.
Hij zou een andere tekst willen. Hij wendde zich tot een tekstschrijver. Maar de tekstschrijver zei: ‘Dat kan ik niet.’
Misschien kon hij het wel, maar wilde hij het niet.
Ook de tekstschrijver kende al die verhalen van duisternis en pijn wel, maar hij wilde het verhaal van de hoop levend houden.
Want wat is een mens zonder hoop? Hoop is het meest menselijke, hoop houdt een mens gaande, hoop houdt de toekomst open. Een mens heeft de schoonheid van de hoop nodig, juist in het holst van de nacht. Juist als het donkerder en donkerder wordt is er een lied nodig: een lied dat oplicht als een kaars, dat als een ster zichtbaar wordt als het duister om zich heen grijpt.
‘Stille nacht, heilige nacht…’is zo’n lied. Het beweert niet dat de nacht stil en heilig is. Ook de tekstschrijver wist wel beter. Nee, het zingt van de hoop. Het zingt van wat nog niet is, van wat komen zal. Het bezingt het programma voor morgen: om naar uit te zien, om aan te werken.
‘Nee, zei de tekstschrijver, ‘ik heb geen andere tekst, maar ik heb wel een lied over het kind en de hoop.’
HOOP
Wie naar een kind verlangt,
heeft hoop voor de toekomst.
Wie naar een kind kijkt,
ziet hoop voor de toekomst.
Waar een kind wordt bedreigd,
daar wordt de toekomst bedreigd.
Wie een kind geweld aandoet,
tast de hoop aan.
Maar zelfs een kind op de puinhopen
blijft dromen van de toekomst.
Altijd weer is de hoop sterker,
sterker dan geweld en wanhoop.
Altijd weer wordt de hoop geboren
als een kind in de nacht.
Wie naar een kind durft te kijken,
wordt geraakt door de vlam van de hoop
brandend voor de dag van vrede voor allen.
Wie het kind ziet in zichzelf,
wie het kind ziet in de ander,
wie zich door het Kind laat aankijken-
die ontvangt hoop voor morgen.
De oude herder luisterde en liet zich raken. Zo was hij. Ook dat jaar zong hij weer ‘Stille nacht, heilige nacht’. Er was nog altijd dat stille protest in hem. Het was het protest, het getuigenis, van een mens die zijn droom van vrede en gerechtigheid, van zusterschap en broederschap, van solidariteit tussen de mensen, niet heeft verraden en verloren maar hem, zoals het kind, volwassen wil laten worden.
Hij zong ook dit jaar het ‘Stille nacht, heilige nacht’, met een hart dat pas zal rusten als de dag zonder nacht komt. De dag die stil en heilig is voor iedere mens, de dag vervuld van vrede.
(van Marinus van den Berg, uit
‘Licht dat met ons gaat’)